Afbakbroodjes

Het is zondagochtend 9 uur als de gordijnen licht beginnen te geven. Ze opent langzaam haar vermoeide ogen en staart met een wazige blik naar het plafond. Het plafond dat nu een schilderij is geworden van stiekem binnendringende zonnestralen, schaduwen en allerlei onregelmatigheden zoals die kleine zwarte vlekjes. Het zijn de platgeslagen muggen van toen in die zomernacht. Ze stonden beiden met een opgerolde krant in de hand op het bed. Geen enkele mug zou nu nog hun slaaprust gaan verstoren! Haar gezicht vertoont een bescheiden glimlach nu ze weer terugdenkt aan die hectische nacht. “Weet je nog?”, zegt ze en ze kijkt even rechts van haar in bed. Ze ziet slechts een hoofdkussen. “Tijd voor ontbijt”, mompelt ze binnensmonds terwijl ze haar hoofd weer terugdraait. Ze schuift het dekbed opzij en op het randje van haar bed trekt ze snel wat kleren aan. Als ze de slaapkamer uit loopt, kijkt ze nog even achterom naar het bed. Er is alleen een hoofdkussen.

 

Elk weekend maakt ze een uitgebreid ontbijt met afbakbroodjes, jam, allerlei soorten kaas en een eitje. In de keuken snijdt ze voorzichtig de verpakking van de afbakbroodjes open. Eén broodje is voor in de oven; het andere broodje blijft in de verpakking die ze zorgvuldig dichtplakt met een stukje plakband. Voor morgen. Het eitje kookt ondertussen in een veel te grote pan. 6 Minuten. Zo wil hij het graag.

 

De eettafel in de woonkamer is netjes opgemaakt. Twee borden met de eierdopjes schuin tegenover elkaar. Rechts van elk bord een mes en een tot driehoek gevouwen servetje daaronder. Ze schuift aan tafel en met het mes in haar hand kijkt ze nog vluchtig even omhoog alsof ze “eet smakelijk” wil zeggen. Haar blik blijft even hangen als ze net boven de stoel tegenover haar kijkt. Daar hangt de ingelijste foto van haar en haar man. Toen.

Stefan rent

“Rustig! Rustig aan!”, fluistert Stefan tegen zichzelf. Zijn benen stoppen en met een hangend hoofd kijkt hij naar zijn schoenen. “Ik heb geen haast. Het is rustig en ik geniet. Ja, dat moet wel. Ik geniet”, hoort hij zichzelf op een belerende toon zeggen. Vandaag zou wel eens de laatste mooie dag van de nazomer kunnen zijn. Zijn collega’s vertelden hem al dat hij wat meer rust moest nemen. “Als je je wilt ontspannen, ga dan gewoon ‘ns lekker een stuk lopen!”, zei Femke tegen hem. “Ja, Femke. Maar die voert geen reet uit. Ik daarentegen, ik…” Hij haalt diep adem. Rustig kijkt hij vooruit. De landweg is kaarsrecht. Links en rechts staan statige hoge bomen. In de horizon lijken ze samen een pijl te vormen. Een pijl die naar Stefan’s doel wijst: de torenflat van 12-hoog. Stefan woont op de derde verdieping. “Want als er ooit brand uitbreekt, dan ben ik tenminste snel weg. Ik hoef geen uitzicht vanaf de twaalfde verdieping”, zei hij vorig jaar tegen de makelaar.

 

Stefan draait langzaam zijn hoofd naar links en kijkt pseudo-geïnteresseerd naar de grote berk naast hem zoals een cultuurbarbaar naar conceptuele kunst zou kijken. “Het is een boom, ja”, denkt hij. Maar echt geïnteresseerd is hij niet. “Ik moet gewoon naar huis lopen en dat kan ik.” Het grindpad knarst onder zijn schoenen als hij langzaam verder loopt. “Ik heb genoeg water”, denkt Stefan hardop terwijl hij in zijn rugtas graait, “en m’n telefoon is opgeladen.” Zijn hoofd beweegt ritmisch van links naar rechts bij elke stap die hij zet. Zijn blik verwijdt zich terwijl de bomen als voorbijtrekkende schimmen vervagen met de torenflat nog scherp in het midden. “Het is nog maar een half uurtje. Ik ben er zo. Echt.” Zijn stappen worden groter en sneller. Ineens moet hij denken aan een rijmpje dat hij ooit als kind leerde toen hij in Duitsland op vakantie was.

 

“Eins, zwei, drei im Sauseschritt
gehen alle Kinder mit.
Der Stefan ist nun an der Reih
und läuft an uns vorbei.”

 

“Dat schiet op zo”, mompelt hij. Zijn armen en benen bewegen op het ritme van het rijmpje. Het rijmpje herhaalt zich als een mantra continu in zijn hoofd. Steeds sneller. “Eins, zwei, drei im… Eins, zwei, eins, eins…” Stefan hijgt. Stefan rent. Stefan versnelt. De torenflat wordt groter. “Ik ben bijna thuis”, verzekert hij zichzelf.

Het alledaagse betaalbaar, het bijzondere bereikbaar

Het AD van afgelopen zaterdag meldde dat Albert Heijn de prijzen van duizend artikelen flink gaat verlagen. Ahold-topman Sander van der Laan lijkt de aanval vooral te richten op de prijsvechter Lidl. Zo’n prijzenslag is wellicht positief voor de consument, maar het kan ook het imago van Albert Heijn beschadigen.

Albert Heijn heeft een duidelijke positionering in de supermarktwereld: zij willen midden in de maatschappij staan. Met Wuppies, Welpies en Beesies profileren zij zich als de grootste supporter tijdens de Europese en internationale voetbalkampioenschappen. Zonder de Maxi-wuppie in je auto kun je immers nauwelijks het Oranjegevoel uitstralen. Fietsen plak je vol met de gratis kleinere Wuppies. Tijdens de ruilmiddagen voor de voetbalplaatjes regelt Albert Heijn een heel voetbalstadion en hoort iedereen bij de grote familie.

Ook heel dichtbij, in het gezin, is Albert Heijn aanwezig. Het is de grote vriend die kortingen geeft voor een dagje Efteling. De vriend die je ook niet in de steek laat tijdens de kerstavonden: de kalkoen van Ineke, mede mogelijk gemaakt door Albert Heijn. En elk gratis Disney-figuurtje is een cadeautje voor de kinderen.

Kerstreclame van Albert Heijn

Bron: YouTube “Albert Heijn – Kerst, maak er een feest van”

Tegelijkertijd let Albert Heijn ook op de prijs. Het alledaagse moet immers betaalbaar blijven en het bijzondere bereikbaar. Met de garage sales, de bonusaanbiedingen en de aangekondigde massale prijsverlagingen lijkt Albert Heijn ook een prijsvechter te willen zijn. Dat is een gevaarlijke stap. Prijsvechters onderscheiden zich voornamelijk in één aspect: de prijs. Het zorgvuldig opgebouwde imago van Albert Heijn kan ineens om zeep geholpen worden als je het vervangt door iets banaals zoals de prijs onderaan de kassabon.

Tijdens deze “crisisperiode” is de prijs waarschijnlijk doorslaggevend voor de consument. De klant pakt mogelijk liever het Lidl-huismerk uit een ongeopende doos dan de chique vormgegeven Excellent-artikelen van Albert Heijn. Wat dat betreft heeft Albert Heijn weinig keuze dan meegaan in de prijzenslag. Het AH-gevoel en een lage prijs kunnen vooralsnog ook prima samengaan. Maar als de consument vooral bij Albert Heijn winkelt vanwege de prijs, dan brokkelt het AH-gevoel stukje bij beetje steeds meer af.

Prachtvrouw

‘s Ochtends
Staat ze op
Bedeesd
En schuchter

Mensen praten over haar
Ze kijken
Voorzichtig
En bescheiden

‘s Middags
Laat ze zich zien
Opvallend
En aanwezig

Ze gaat naar elk terras
Naar elk park
Stralend
En extravert

‘s Avonds
Zakt ze door haar knieën
Vermoeid
En gelukkig

Morgen weer, denkt ze

De zon is een prachtvrouw

Oogappel

Hoe je daar op de bank ligt
In slaap gevallen voor de televisie
Het is een drukke dag geweest
Vol indrukken
‘s Avonds heb je je rust nodig

Ik wrijf voorzichtig over je hoofd
Door je zachte blonde haren
Wat ben ik blij dat je bij me bent
M’n leven zou zo anders zijn zonder jou
Mijn oogappel

En dan
Ontwaak je
Kijk je me scheel aan
Trek je ongegeneerd je bek wijd open
Kwijlend uit je mondhoek
Tandenpoetsen doe je eigenlijk nooit
Douchen vind je niks
Ik weet dat je zo bent
Ik had niet anders verwacht

Snel ren je naar je hondenmand

Held

Ferry Mingelen is een held
Eigenlijk moest hij met pensioen
Maar dat wilde hij nog niet doen
Er is vast nog een vrouw die van hem smelt

 

Likes

Meisje op het perron
Druk aan het typen op je telefoon
Schreeuwend om aandacht
Op Facebook krijg je likes
Retweets op Twitter
Je scoort een badge
Als je maar iets schrijft
Op de juiste plaatsen
Op het juiste moment
Alleen dan blijft het internet genadig voor je

Morgenochtend
Je kijkt snel
Of het internet je iets heeft gegeven
En of er iemand is die weet dat je bestaat

Koning

De caissière
Vraagt om mijn bonuskaart
De korting loopt op
Bij elk artikel
7 euro 63!
Ik heb haar legaal beroofd
Na afloop zegt ze nog
Tot ziens!
Ja, ik voel me koning
Maar alleen met mijn bonuskaart